
Een keer in de zoveel tijd droom ik dat ik verhuisd ben. Dit droom ik sinds een jaar of dertig. Ik vind het altijd erg, ook al ben ik inderdaad sinds die tijd een keer verhuisd en vind ik dat helemaal niet erg.
Dit keer deed ik een vreemd soort driewegruil. R woonde waar ik ging wonen. [In het echte leven was R een bijzondere vrouw waar ik een tijd op vriendschappelijke wijze mee omging, zij woonde destijds in het kraakpand tegenover mij en verhuisde naar het Land van Maas en Waal, een jaar of twintig geleden maakte ze een einde aan haar leven.]
In mijn droom woonde zij in een kraakpand aan de Kinkerstraat, zij ruilde met een hele dierbare en lieve vriendin van me die helaas in een hele zware depressie zit waar ik niks aan weet te doen, deze vriendin noem ik S, R ging in het huis van S wonen, S ging in mijn huis wonen en ik ging in het huis van R. Ik was blij.
Meteen toen ik aankwam moest ik mee doen met een demonstratie, #blacklivesmatter of #krakengaatdoor, we liepen door de Kinkerstraat en ik voelde me weer verbonden met protesten voor een betere wereld, en niet zo’n egoïstische demonstratie voor het beëindigen van de Lockdown ‘want ik wil mijn vrijheid terug‘, er was in mijn droom helemaal geen lockdown. Na de demonstratie ging ik slapen in een van de kamers van R’s huis. Geen van de kamers had een deur en terwijl ik sliep kwam er een groep jongens van een jaar of twintig binnen waar ik wakker van werd, ik voelde me niet echt maar wel een beetje bedreigd en ik vertelde ze weg te gaan wat ze braaf deden.
Na mijn ontwaken ging ik op ontdekkingstocht door het pand, er waren veel kamers, het was allemaal een beetje shabby. Een trap leidde naar een schitterende lichte ruimte met ramen alom, er was een klein platje met een reling waar protestborden en prikkeldraad aan hingen. Dit leek me een prima kamer om de mijne te maken. In mijn achterhoofd zat de gedachte zal ik spijt krijgen van het opgeven van mijn tuin en ik belde S, zij was net in een moeilijk gesprek met haar hulp en ze klonk heel erg somber, ze was niet blij in mijn huis, ik stelde voor dat ze in mijn tuin ging zitten maar ze had bezwaar. Met een bezwaard hart ging ik naar de kamer die ik de mijne wilde maken. Er zaten allemaal vrouwen, vrouwen van kleur aan tafeltjes met elkaar te praten, ik stelde me voor en ze vertelden me dat zij deze kamer gebruikten om te vergaderen. Een jonge vrouw kwam zich voorstellen en zij was de coördinator van het huis. Alles wat ik wilde moest ik eerst met haar overleggen, ik moest vijfhonderd euro per maand betalen plus nog een bedrag om gemarginaliseerde groepen te helpen en hoewel ik haar wel een leuke en interessante vrouw vond zag ik vooral dat steeds te moeten overleggen met haar helemaal niet zitten. We liepen samen over de Kinkerstraat en ik was eigenlijk wel tevreden met mijn keus. Het was er druk en levendig en ik dacht eraan dat ik nog geen twee dagen geleden had gedacht dat ik altijd hier op de JStraat in de Rivierenbuurt wilde blijven wonen en nu zo gelukkig was dat ik op de drukke Kinkerstraat woonde, vlak bij het hart van de stad. Ik had het gemist dacht ik. Maar tegelijkertijd miste ik mijn tuin en mijn straat en de rust en de brede stoep, ik dacht eraan dat ik dit vaak droomde maar nu was het echt zo, ik had echt mijn huis op gegeven om hier te wonen.
Ik ontwaakte, voelde mijn bed, keek uit op mijn tuin.
Gelukkig ik was nog hier in de saaie Rivierenbuurt.
Geef een reactie