
Deze droom droomde ik een paar maanden, misschien een jaar, nadat mijn vader was overleden.
Ik zit met mijn vader in een witte kever, ik rijd.
Mijn vader zit klein en ineengedoken naast me.
Hij kon niet meer rijden en wilde dat ik het stuur overnam.
We komen bij een prachtig landgoed. De weg kronkelt zich langs heuvelachtige grasvelden. Alles is wit, het gras, de gebouwen. Behalve de lichtgrijze weg waar we op rijden.
Overal op het landgoed staan witte paviljoenen vol glas.
Bij een, bovenop een heuvel, staat mijn moeder.
We rijden naar haar toe, ze opent de deur voor mijn vader en zegt: ‘Daar ben je dan. Welkom.’
Ze helpt hem uit de auto.
Ik stap ook uit en samen brengen we Vader het pad op naar de ingang van het paviljoen. Ieder aan een kant, we ondersteunen hem zoals we hem vaak hebben ondersteund, hij kan niet zelfstandig lopen. Achter de glazen deur staat een bed. We helpen hem erop. Ik weet dat hij liggend in dit bed langzaam beter zal worden. Mijn moeder zal naast hem zitten. Ik voel dat het goed is
Zonder het uit te spreken weet ik dat zij hier achterblijven en ik weg zal rijden.
Nu ik dit na al die jaren opschrijf voel ik in mijn hart en buik een groot verdriet. Iets dat ik niet voelde nadat ik wakker werd uit de droom. Toen voelde het goed. Ik had mijn vader naar mijn moeder gebracht, zij had al die tijd op hem gewacht. Ik reed nu, ik had het stuur over genomen, ik was baas in eigen leven.
Het was zo duidelijk en zo symbolisch.
Mijn ouders zouden verder gaan en dat gingen ze.
Soms droom ik nog over hen. Ze zijn er weer en ik ben vaak ontdaan dat ze er zo lang niet waren. Waarom hebben jullie niet gebeld? Waarom hebben jullie niets laten horen?
Geef een reactie