Ik kijk terug op een vreemde week waarin ik me vooral tussen het leven en de dood bevond.
Het einde begon op zondag. Nu zou ik niet meer weten waarom ik vond dat het toen begon. Deden op zondag zijn achterpootjes het niet meer? Was het zondag dat ik hem twee keer vond in het kattenluikje? Zijn achterpootjes en achterlijf uit het gat stekend met zijn voorpootjes, rest van het lijfje en kopje buiten? Ik duwde zijn lijfje door het gat en hij waggelde naar buiten. Een paar uur later vond ik hem weer in die houding en duwde hem opnieuw door het gat maar misschien was dit op zaterdag en kon ik hem op zondagmorgen niet vinden.
Dat was het geloof ik, ik zag hem zondag nergens, hij lag nergens in de keuken, hij lag niet tegen de deur van het voorhalletje aan, de kranten daar waren weer nat, hij had weer geplast, hij lag ook nergens in de badkamer. Hij leek niet in huis te zijn. Ik ging de tuin in en ook daar zag ik hem niet op zijn gebruikelijke plekken: het bankje tegen de muur van de buren, de stoel met het grote plastic bord, ik keek onder de tafel, ik keek onder de bank en daar zat hij, hij keek glazig uit zijn ogen, ik tilde hem op, hij was zo licht als een veertje, wat wil je toch jongen vroeg ik hem en wiegde hem in mijn armen als was hij een baby. Natuurlijk zei hij niets terug. Ik legde hem binnen maar hij wilde weer naar buiten en kroop het kattenmandje in dat in de hoek staat en waar ze soms in de zomer in liggen.
Ik hield hem de hele dag in de gaten, hij was veel buiten. Ik liet hem niet echt uit het oog, elke keer als ik naar de WC ging keek ik waar hij was. Als hij op de koude tegels lag legde ik hem weer in het kattenmandje.
Waarom, of misschien is het duidelijk, ik had het gevoel dat hij niet veel langer meer had.
Het proces had zich al een tijd geleden ingezet. Eigenlijk al toen jongen hier woonde en Mickey zich had teruggetrokken in de badkamer waar hij bijna niet meer uit kwam.
Ik had niks in de gaten maar volgens Mandy had hij een hekel aan die jongen en vertrouwde hij hem helemaal niet. Hij had zich hoog in de badkamer verschanst van waaruit hij het in de gaten kon houden. Het moment dat de jongen vertrokken was kwam Mickey weer de kamer in en ging bovenop me liggen.
Niet lang daarna kwam hij niet de kamer meer in en begon hij in mijn bad te piesen en poepen. Elke morgen moest ik het bad schoonmaken, de pis wegspoelen, de drollen weggooien in het toilet en het bad schoonmaken met zeep.
Dit duurde een tijd.
Hierna poepte en pieste hij dan weer in de douche en dan weer onder de tafel in de woonkamer. Er stond constant een emmer met sop in de kamer. Soms legde ik kranten neer maar op een gegeven moment waren de kranten op.
Soms zeiden mensen tegen me dat zij hem allang naar de dierenarts hadden gebracht maar dan zei ik dat ik hen niet was en dat ik dat niet ging doen of ik zei dat zij geen dieren hadden en dat dit soort dingen waarschijnlijk ook de redenen waren dat ze geen beesten hadden. Dit gaf men schoorvoetend toe.
Het in huis piesen en poepen ging maar door. Soms als ik zag dat hij aanstalten maakte te gaan piesen tilde ik hem op en bracht hem naar het einde van de tuin, zette hem neer en hij liep dan naar de bosjes en zette zich neer.
Over het algemeen dweilde ik gelaten zijn pies op.
De laatste maand pieste hij bij de ingang, ik legde kranten neer en dweilde een paar keer per dag zijn pies op. Drolletjes vond ik niet zo veel meer.
Een keer barstte ik in woede uit toen ik terug kwam van een bezoek aan het CCA, ik voelde me niet zo goed en dit was de druppel. De piesdruppel. Woedend ging ik tekeer. Ik zei al die dingen die mensen tegen me zeiden die niet begrepen waarom ik mijn incontinente kat niet liet inslapen.
Verbaasd hoorde en zag ik mezelf tekeer gaan.
Ik begreep mezelf niet goed, tot ik een paar uur later instortte met keelpijn en ik de volgende dag met koorts lag. Mijn weerstand was gebroken. Ook mijn weerstand tegen het voortdurende geplas en gepoep van mijn stoere viervoeter.
Maar twee weken later was het de zondag waarin ik wist dat Midas geen 22 zou worden. Ik wist dat hij zou gaan hemelen. Ik schreef het op Facebook want ik wist het, mijn rode jongen zou gaan hemelen.
De dagen die hierop volgden waren een tocht in het ophouden van leven. Ik zag het voor mijn ogen gebeuren.
Twee keer eerder had ik dit gezien. Bij allebei mijn ouders. Maar ik wilde niet aan die vergelijking, mijn ouders waren mensen en Mickey was een kat.
Geef een reactie