Wind mee wind tegen ~3e dag

Wind mee wind tegen derde dag.

Ik denk dat wij in Nederland dit allemaal kennen. Je bent aan het fietsen, het gaat zonder enige moeite en je fietst heerlijk. Misschien verbaas je je er over en denk je: is mijn conditie heel goed? Heb ik goed geslapen? Wat fiets ik toch ontspannen.
Zo verging het mij vanmorgen toen ik langs de Amstel fietste op weg naar mijn hondenvriendin die op de Sarphatistraat woont. Ik keek naar de overkant of ik daar misschien mensen tegen de wind zag worstelen maar er fietste niemand, ik zocht een vlaggenmast met een vlag er aan maar net toen ik keek hing die slap naar beneden.

Keesje had er weinig zin in vandaag. Ik hoefde haar niet mee te sleuren want dat doe ik niet maar ze snuffelde weinig, keek me liefdevol de hondenbrokjes uit de zak en liep maar weinig de parmantige Keesjeloop. Onder de Torontobrug kwam de harde Zuidwestenwind ons tegemoet, Keesjes haren bliezen naar achteren en wij hielden ons nauwelijks staande in deze tegenwind.
Daarom had ik zo lekker gefietst een kwartier eerder, het lag niet aan mij, het lag aan de wind.

Zo is het leven, soms hebben we wind mee en vaak hebben we dat niet eens in de gaten, we worden voortgeduwd en het leven lijkt ons geen enkele moeite te kosten maar als we wind tegen hebben zijn we ons daar terdege van bewust en kunnen we klagen over alles wat ons tegen zit.
Wat ik hiermee wil zeggen weet ik niet.
Iets of niets?


De Sarphatistraat: wereldberoemd geworden door Nescio wiens De Uitvreter begint met de zin: Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter.

Met “de man die…” verwijst Nescio naar de Nederlandse schrijver en Walden-oprichter Frederik van Eeden. Van Eeden beschreef de Sarphatistraat in 1888 als een voorbeeld van negentiende-eeuwse wansmaak, terwijl hij zich toch kon herinneren dat hij het vroeger de mooiste straat van Amsterdam vond. De combinatie “Van Eeden” en “wonderlijke kerel” werd kennelijk vaker gebruikt. In een toespraak die hij in 1899 tot Amsterdamse arbeiders richtte, introduceerde Van Eeden zich met de woorden: “Misschien heeft men u verteld dat ik een wonderlijke kerel ben…”





Geef een reactie

Gelieve met een van deze methodes in te loggen om je reactie te plaatsen:

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: