Zwemmen

Ze vroeg of het niet eng was geweest in het De Nieuwe Meer met de deining en de boten.
En ik dacht.
Herinneringen kwamen boven, angsten die ik had gehad en die keren dat de omstandigheden misschien angstaanjagend waren maar ik niet bang was omdat ik alleen nog maar kon zwemmen.
Eng was het gisteren niet geweest.
Ik was eerder kwaad omdat mijn zwemmaatjes door waren gezwommen en ik daar alleen zwom. Buitenzwem-etiquette is dat je op elkaar let, want er kan iets gebeuren maar mijn medezwemmers waren in de felle ondergaande zon verdwenen.
Ze zijn zoveel sneller dan ik en zoveel jaren jonger. Terwijl ik zwom in de avondzon zon ik even op wraak, ik zou gewoon weg gaan, op mijn fiets naar huis, wat waren dat voor maatjes maar al snel nam de vreugde van het zwemmen, in de avondzon, op een warme avond in september, in dit verfrissende water, het over. Ik genoot van het zwemmen. En ik was trots op mezelf dat ik een slecht humeur omgezet had.

Als kind ben ik drie keer bijna verdronken en drie keer gered maar waterangst heb ik lang gehouden, niet alleen om te verdrinken maar ook vanwege enge beesten in het water.
Mijn angst te verdrinken heb ik aangepakt door goed te leren zwemmen en tijd en afstand uit te proberen in het zwembad.
Ik weet nog hoe ik in het Twiske van de kleine baai naar de Stooterplas zwom, ik had de afstand van te voren gemeten, het was iets minder dan 400 meter heen wat 800 meter in totaal betekende. Dus ging ik in het zwembad aan één stuk achthonderd meter zwemmen.
Angst om te verdrinken heb ik niet meer en angst voor enge waterbeesten ook niet meer.

Maar de vraag riep een herinnering op toen ik nog niet zo lang zwom.

Met de trainer van toen en twee snelle zwemmers zwem ik een aantal zomers in Zijkanaal C bij Spaarnwoude, ik heb een auto ter beschikking en ook met het OV kan ik er goed komen.
Het kanaal is ongeveer een kilometer lang. De trainer staat altijd op een bepaald punt waarna we omkeren. Het kanaal staat in verbinding met de zee via een sluis met het Noord-Hollandskanaal.
De twee snelle zwemmers zwemmen natuurlijk sneller dan ik maar dat deert me niet, soms zwemmen ze verder en halen me in op de terugweg.
Het water in het Zijkanaal is groen en brak, ik hou van die smaak.
We gaan er begin mei in, zonder wetsuit, het water is koud maar in de loop van de zomer warmt op.
Er komt een dag dat het weer onstuimig is en steeds onstuimiger wordt, de wind giert, de regen klettert op het water, de golven worden hoger.
Ik zwem, zie overal water en hoor niets.
Er zit niets anders op dan door zwemmen, ik heb geen tijd voor angst.
Het lijkt op een van mijn nachtmerries waarin ik maar niet vooruit kom. Ik zie geen kant, ik zie geen lucht. Ik zwem. En zwem.
Dan word ik op mijn arm getikt, het is een van de snelle zwemmers.
‘Even weten waar je was,’ zegt ze.
Samen zwemmen we terug. Zij past zich aan mij aan. Misschien focust ze op techniek.

Een aantal jaren later doe ik mee met de Zeemijl van Bloemendaal, het waait flink, ik denk windkracht 7. De golven zijn hoog. Achteraf weet ik niet wat me bezielde om mee te doen. Ik heb nog nooit in zee gezwommen, ik weet niets van de stroming, ik weet niets van de zee.
Ergens voorbij de branding ligt een rode boei, daar moeten we heen zwemmen, dan er om heen, naar de volgende boei, nog een boei en misschien nog een. Een zeemijl is 1852 meter. Ik zwem en zwem en zwem, ik zie niemand, ik zie geen boei, ik zie geen kust, ik zie geen strand en ik vind het helemaal niks, waarom doe ik dit, ik vind het niet leuk, ik zwem nog wat en weet niet waarheen. Ik heb er geen zin meer in. Ik wil niet meer. Ik besluit te gaan wuiven voor de Reddingsbrigade. Die halen me eruit.

PS een jaar later doe ik weer mee. Het is fantastisch! Het mooiste moment is als ik boven op een golf zwem en op gelijke hoogte ben met de duinen.





Plaats een reactie