Madelon: Ik ben wel benieuwd of je iets mist uit de tijd van toen en of je dingen nu anders zou doen?
Dank je wel voor je vraag. Het eerste gedeelte van je vraag roept van alles bij me op, over mezelf als jong mens en over het leven in de jaren zeventig.
Het kost me moeite deze vraag te beantwoorden.
Misschien komt het door het woordje missen want ja, ik mis.
Dingen die ik mis hebben vooral betrekking op het lesbische deel van mijn leven maar nu ik dit zo schrijf denk ik dat ik misschien het ook wel mis om jong te zijn en wat dat ‘jong zijn’ betekent of voor mij heeft betekend.

Amsterdam is de plek waar ik begin jaren zeventig naar toe trok. Ik groeide op in Hilversum, een stad die zich dorp noemt en die prachtig ligt, omgeven door heide, bossen en water.
Een stad vol kak en media. We, als gezin, voelden ons er nooit echt thuis. Ik wilde naar Amsterdam. Tussen Amsterdam en mij was het dikke liefde vanaf de eerste keer dat ik in Amsterdam kwam en met de tram naar Artis ging. Of de herinnering die ik heb van de tram die door de Halvemaanssteeg reed klopte weet ik niet, maar het geluid van de tram, de vele huizen waar we langs reden maakten op het vijfjarige meisje dat ik was een diepe indruk. Zo gauw ik groot was ging ik naar Amsterdam.

Groot was toen ik van school kwam, ik was achttien en vertrok die zomer op de fiets naar Amsterdam. Ik trok in een kamer op de Van Baerlestraat. De hospita was een eenzame, opdringerige getrouwde vrouw die mij elke avond de weg versperde en me dwingend uitnodigde in de woonkamer waar ik op een lange bank naar de TV kon kijken. Ik durfde geen Nee te zeggen tegen deze vrouw dus daar zat ik. Hele avonden. Soms sloop ik de trap op zodat ik mijn eigen dingen kon doen en voor een wandelingetje de hoek omging waar het Museumplein lag dat de kortste snelweg van Nederland werd genoemd.

Het was een eenzaam jaar mijn eerste jaar in Amsterdam.
In mijn derde jaar Amsterdam eindigde mijn eenzaamheid. Ik was eenentwintig en de wereld lag voor me open. Een gedeelte van de wereld had ik buitengesloten maar een aantal van de vrouwen die ik ontmoette zouden mijn verdere leven bepalen en heel belangrijk voor me worden en blijven, zolang zij leefden.
Deze vrouwen trad ik onbekommerd tegemoet. Zo onbekommerd was ik in mijn vroege volwassenheid. In elke vrouw die ik tegenkwam zocht en vond ik iets moois. Hoe ze was, wie ze was, het maakte me niet uit, ik wist dat ik haar schoonheid zou vinden. Die dwang, die kracht, dat verlangen, ik kan er geen goed woord voor vinden ben ik kwijt. Ik weet niet of ik het mis. Ik denk dat dat iets was wat bij mijn jeugd hoorde. Komt alles wat ik mis neer op mijn jeugd? Mis ik mijn jeugd? Mis ik het jong zijn? Als ik ja zeg ben ik dan een oude zeikerd? Een bittere oude vrouw?
Ik kan wel een steek van jaloezie voelen als ik kleine kinderen zie. En dan kan ik verlangen naar een nieuw leven waarin ik weer een kind ben.
Ik verlang er niet naar weer zestien te zijn, veertien zijn, vijftien zijn, vond ik niet vreselijk en ik vond het ook niet prettig een jong mens te zijn. De onzekerheid, de schoonheid die ik was en die ik had waardoor allerlei personen dachten dat ze dingen met me konden doen en ik niet geleerd had nee te zeggen en van me af te bijten. Dat leerde ik wel snel maar ik realiseer me nu dat ik dat niet mis van het jong zijn. En eigenlijk het jong zijn dus niet mis.
~ Wordt vervolgd.
Plaats een reactie